“Grillig, ongeduldig, impulsief, assertief”. De meest bondige karakterisering van Ali, de grootvader van schrijver (en taalkundige) Khalid Mourigh, wordt in het boek De gast uit het Rifgebergte (Uitgeverij Cossee) al zelf gegeven op pagina 217. Het is een Marokkaanse jongen, later een jongeman en nog weer later een volwassen man, die in elke levensfase voorop heeft staan dat hij wil léven.
Khalid Mourigh heeft meerdere redenen om het verhaal van zijn opa op papier te zetten. Eén reden is dat opa Ali dat zelf niet kon, want hij hoorde tot de generatie van Marokkanen die niet heeft leren lezen en schrijven. Een andere, voor de hand liggende reden is het feit dat opa Ali inmiddels overleden is. Maar bovenal is er de dringende behoefte om recht te doen aan het levensverhaal van grootvader Ali die tegelijkertijd symbool staat voor de geschiedenis van veel generatie- en landgenoten.
Toevalligerwijs (en helaas voor de betrokkenen) zijn op het moment dat ik deze blogpost medio mei 2021 schrijf, de Spaanse enclaves Ceuta en Melilla in het nieuws. Het zijn enclaves in Marokko en met name Melilla komt meerdere keren voor in het boek van Mourigh. Op zich wist ik wel over de Spaanse en Franse bezetting van delen van Marokko, maar door Mourigh heb ik een veel beter en veel concreter beeld gekregen hoe de verhoudingen lagen en liggen. De Spaanse invloed is ook te merken in het feit dat de favoriete heftige reactie van Ali een Spaanse uitspraak is: “Me cago en la leche!” (vrij en keurig vertaald als “ik heb overal lak aan”).
En, het moet gezegd, het was niet alleen maar fijn of comfortabel om dit boek te lezen. Want al vóórdat Mourigh begint aan het levensverhaal van zijn grootvader Ali voel ik mij al enigszins beschaamd en aangesproken. In de inleiding wordt een citaat aangehaald uit een rapport uit 1968 waarin treffend de vinger op de zere plek wordt gelegd: als het gaat om “de gastarbeiders”, gaat het altijd om hoe wij in Nederland daarmee omgaan en daar op reageren. er wordt zelden echte aandacht besteed aan hoe dat allemaal voor die personen zelf is.
Het is vermakelijk om te lezen over de jonge Ali, een beetje ondeugend en vol kwajongensstreken. Hij wil gewoon lekker leven, op zijn eigen voorwaarden. Hij neemt daarbij voor lief dat dit er af en toe tot leidt dat hij in de gevangenis zit of gevangen in een baan. Verfrissend om te zien dat hij niet van plan is zich te laten beperken. Als iets hem niet zint, zoekt hij naar een (snelle) oplossing om het te veranderen. En als het geld op is en de mogelijkheden uitgeput, gaat hij terug naar zijn geboortedorp. Zijn vader is niet altijd even blij met hem en zo krijgen wij ook een beeld van het functioneren van gezinnen, families en vriendengroepen.
Er wordt hem een huwelijk opgedrongen, maar zelfs dat weet zijn drijfveer om eigen beslissingen te kunnen nemen, niet te verminderen. Via onder andere werken in de mijnen, een periode in het leger en andere ambachten en via Frankrijk en België komt hij uiteindelijk in Nederland terecht. Het is verbijsterend om te lezen hoe de arbeiders (en dan zeker de arbeiders van buiten Nederland) werden behandeld. Als hij zijn draai gevonden heeft en onder enige druk van de familie, haalt hij zijn vrouw Fadma en hun kinderen ook naar hier.
Het boek is een beetje fragmentarisch qua opzet, precies zoals het gaat als iemand op latere leeftijd opeens over zijn of haar leven begint te vertellen. Dat is namelijk hoe het gelopen is. Ali heeft tijdens zijn leven nauwelijks over zijn leven, zijn avonturen en zijn ervaringen verteld. Als zijn gezondheid achteruit gaat, is het moment daar om toch één keer een inkijkje in zijn geschiedenis te geven. Mourigh heeft vervolgens rondom de verhalen van zijn grootvader veel feitelijk onderzoek verricht naar de situatie in de diverse periodes, naar de bedrijven, de systemen, de opstelling van verschillende landen en ga zo maar door. Daardoor is het boek ook voorzien van veel non fictie elementen.
De laatste tijd las ik meerdere boeken waarin een combinatie is verwerkt van fictie en non-fictie (een trend?). Bijvoorbeeld in Kim Jiyoung, geboren in 1982 van Cho Nam-Joo (Nijgh & Van Ditmar). In dat boek wordt de verhaallijn over de jonge Zuid-Koreaanse vrouw en de strubbelingen die zij als vrouw in de maatschappij heeft te doorstaan, ondersteund en verhelderd aan de hand van feiten, wetenschappelijke studies en statistieken. Deze mix van fictie en non-fictie zorgt voor een bijzondere betrokkenheid.
Je wordt ook met de neus op de feiten gebruikt. Ik vind het bijvoorbeeld heel vanzelfsprekend dat ik een paspoort heb. Dat blijkt niet voor iedereen en in alle landen overal even vanzelfsprekend te zijn. Een paspoort is een toegangspoort tot leven en vrijheid. Dat bleek ook duidelijk in Schuilplaats van Dina Nayeri (Uitgeverij Orlando). In die roman is een paspoort voor voormalig vluchtelinge Niloo echt iets om met je leven te verdedigen (en op een speciale plek in de “Periferie” te bewaren). Ook voor grootvader Ali is het een heel belangrijk en begeerlijk document.
De term “gastarbeider” mag dan verouderd zijn en vervangen door een meer neutrale omschrijving als “arbeidsmigrant” of “arbeidsparticipant met migratie-achtergrond”, daardoor is de lading niet automatisch anders geworden. In onze multiculturele samenleving en in ons piepkleine landje moeten (en willen) wij zo goed mogelijk met elkaar samenleven. Meer weten over iemands achtergrond, gewoontes en verwachtingen kan een extra hulp zijn om elkaar beter te begrijpen. Daarom is het fijn dat er boeken verschijnen zoals De gast uit het Rifgebergte. En het levert ook nog eens een fijne leeservaring op 🙂
Veel leesplezier!
theonlymrsjo
Mijn dank gaat uit naar Uitgeverij Cossee voor het beschikbaar stellen van een leesexemplaar.
Het voelde een beetje ongemakkelijk om de grootvader simpelweg Ali te noemen, maar omwille van de leesbaarheid van deze blogpost heb ik daar wel voor gekozen.