Jan Wolkers, Gerard Reve, Agatha Christie, Virginia Woolf, Harry Mulisch. Zomaar een greep uit de namen van overleden schrijvers die “er nog steeds toe doen”. Ik voel dan ook geen enkele aarzeling om romans van hun hand te lezen. Het feit dat zij al overleden zijn, heeft geen noemenswaardige invloed op mijn verwachtingspatroon en mijn leeservaring.
Hoe komt het dan dat ik dit keer tijdens het lezen van Vier soldaten van Hubert Mingarelli (Uitgeverij Meulenhoff) opeens wel emotioneel geraakt werd toen ik, halverwege het boek, op de achterflap las dat hij in 2020 is overleden?
Ik heb de man persoonlijk niet gekend, ik heb hem nooit op tv gezien of op de radio gehoord, ik heb voor zover ik kan nagaan nog nooit een interview met of over hem gelezen. En toch moest ik even slikken en was ik een beetje verbaasd over mijn eigen reactie. Ik denk dat het komt door zijn schrijfstijl. Mingarelli schrijft heel “klein” over grootse gebeurtenissen. In Vier soldaten, bijvoorbeeld, is het net alsof je een dagboek leest of in ieder geval per dag wordt bijgepraat over de gebeurtenissen van die dag. Hij komt daardoor heel dichtbij, heel persoonlijk. Dat dit de laatste keer is dat ik die ervaring met deze schrijver zou hebben, vond ik dus wel bijzonder en iets om even bij stil te staan.
In deze roman van Mingarelli, oorspronkelijk uitgegeven in 2003 en nu voor het eerst in Nederlandse vertaling onder de titel Vier soldaten, volgen wij de gangen van, tja … vier soldaten 🙂 Er is een ik-figuur, soldaat in het Russische leger tijdens de Russische Burgeroorlog (1919). Hij is in het leger terecht gekomen bij gebrek aan beter. Ouders overleden, geen verdere familie. In het leger sluit hij vriendschap met Pavel. Later, tijdens de vlucht van het Rode Leger voor de Roemenen, volgen de Oezbeek Kjabin en Sifra, allemaal kerels met hun eigen karakter en eigenaardigheden. En het gaat in hun leven niet om grote veldslagen, morele discussies of onderlinge vijandigheid of jaloezie. Nee, het gaat om het leven van alledag, het bij elkaar scharrelen van thee en tabak, het droog en warm houden van de tent, het per dag bepalen wie er “het horloge” voor die nacht mag hebben, het stiekem er met elkaar op uit trekken om bij een meertje te kunnen ontspannen en te vissen.
Door de manier van schrijven onderstreept Mingarelli op meesterlijke wijze hoe klein de wereld per persoon is. Het verleden is ver weg, de toekomst reikt niet verder dan de dag van morgen. Alles draait om het hier en nu. Nu, vandaag, heden, moet er voldoende te eten zijn, moet er tijdig gezorgd worden voor brandstof voor het kacheltje in de tent, moet er geplaagd worden en moeten de mannen er voor elkaar zijn. Niet te opvallend, natuurlijk, want het zijn wel soldaten. Er wordt een jonge nieuweling aan het groepje toegewezen. Hij schrijft elke dag met een potloodje in een grijs schriftje. De vier kunnen zelf niet of nauwelijks lezen en schrijven, dus in plaats daarvan geven zij de jongen steeds instructies wat hij moet noteren.
Uiteindelijk, of de mannen het nu willen of niet, komt er een moment dat de strijd en het geweld wordt hervat. Het kamp moet worden verplaatst. En dan blijkt dat oorlog toch nog steeds echt oorlog is. Het is allemaal niet heroïsch of patriottisch, het toont juist aan dat ook in een oorlog het kan draaien om kleine en wat minder kleine kwesties en kameraadschappelijke vriendschap. Ik vond het een ontroerend boek om te lezen.
Ook in de roman Koets naar Wenen van Jan Procházka (Wereldbibliotheek) uit 1967 (Nederlandse vertaling uit 2011) zie je mooi omschreven dat midden in een oorlog (in dit boek de Tweede Wereldoorlog) een persoonlijke verhaallijn niets met die oorlog van doen hoeft te hebben. Een vrouw die heeft geleefd onder het juk van haar man, wordt gedwongen vlak nadat haar man is omgebracht, twee Duitse militairen, waarvan één zwaar gewond, te vervoeren in haar paardenkar Zij voelt daar helemaal niets voor. Zij weet haar paard steeds zo te mennen dat zij zo onopvallend mogelijk rondjes in het bos rijdt. Op die manier koopt zij voor zichzelf tijd om te bedenken hoe zij wraak kan nemen, hoe zij zich kan ontdoen van deze twee Duitsers. Een intrigerend, onder de huid kruipend verhaal. Prachtige woordkeuzes en een schrijfstijl die, net als bij Mingarelli, ervoor zorgde dat ik echt aanwezig was. Ik reed mee op de bok en probeerde mij voor te stellen hoe de vrouw zich zou voelen. Geen eind goed al goed, maar de strubbelingen van deze vrouw met zichzelf en met de emoties die zich aan haar opdringen, zijn zeer de moeite van het lezen waard.
Soms weet ik echt niet meer hoe mijn aandacht op een bepaald boek of een bepaalde schrijver is gevallen. Via Instagram, Twitter en Facebook zie ik dagelijks veel enthousiasmerende postjes voorbij komen, vaak van romans waarvan ik redelijk zeker weet dat ikzelf die niet ga lezen, maar soms dus ook titels die toch om de een of andere reden blijven hangen. Koets naar Wenen is zo’n titel, net als al eens eerder Een maaltijd in de winter, een andere roman van Hubert Mingarelli (ook Meulenhoff). Ook in deze roman (waarin Duitse soldaten de dagelijkse fusilleerronde weten te vermijden door in de Poolse bossen op zoek te gaan naar vluchtelingen) blinkt hij uit in kort en bondig, letterlijk en beeldend tegelijk. Ik had soms het gevoel dat een zin niet af was. Bij nalezen bleek de zin juist perfect. Geen opsmuk, geen overdaad aan woorden die alleen maar ter versiering zijn. Knap en indrukwekkend.
Jammer dat er geen nieuwe boeken meer van hem zullen komen, maar laten wij vooral zijn oeuvre blijven eren door zijn romans te lezen.
Veel leesplezier!
theonlymrsjo
Mijn grote dank gaat uit naar Uitgeverij Meulenhoff voor het beschikbaar stellen van een leesexemplaar van Vier soldaten.